Na de succesvolle Kadett B bracht Opel een opvolger uit: de Kadett C, met een nog betere kachel. Dat was nog steeds aankoopargument nummer 1 voor mijn vader, maar voor de buitenwacht werd toch voornamelijk “de hoge inruilwaarde van een Opel“ als aankoopmotivatie opgevoerd. Aldus werd er na drie gebruiksjaren met model B een bestelling geplaatst voor model C, welke na verloop van jaren werd vervangen door een Kadett D. Maar voordat model D geleverd kon worden, parkeerde mijn vader eerst zijn Kadett C op een mistige januari-avond tegen een stilstaande vrachtwagen.
Januari 1980: koud, kil en mistig. Opkomst voor mijn militaire dienstplicht. Wij lagen ter introductie twee weken in bivak op de heide ergens in de buurt van Amersfoort en de plaatselijke bakker had er met zijn puddingbroodjes voor gezorgd dat na de eerste week de helft van het peloton met voedselvergiftiging in de ziekenboeg lag. Als bakkerszoon is het wel zuur als je dat overkomt. Lang kon ik helaas niet van de verwennerij in het militair hospitaal genieten, want door het auto-ongeluk van mijn ouders was ik plotsklaps persoonlijk onmisbaar geworden thuis. Mijn broer en zus konden door studieverplichtingen de zaak niet volledig waarnemen. Mijn taken thuis kwamen voornamelijk neer op winkelverkoop en het lopen van de broodwijk. Een bevriende bakkersknecht runde de bakkerij en mijn broer en zus sprongen waar zij konden bij in de bakkerij of de winkel. Gelukkig hoefden mijn ouders niet lang in het ziekenhuis te verblijven, dus ik kreeg voldoende morele steun en goed bedoelde aanwijzingen van hen.
Doordat de auto total-loss was en de nieuwe nog niet geleverd kon worden, waren wij wel een beetje onthand. De autodealer kon wel een auto tijdelijk ter beschikking stellen, maar ik kreeg van de plaatselijke politie geen toestemming om daarmee zonder rijbewijs de broodwijk te rijden.
“Maar hij rijdt al vanaf zijn dertiende!”, voerde mijn moeder nog als argument aan. De wijkagent zei dat hij dat ook wel wist, maar dat het gewoon wettelijk niet mogelijk was om een ontheffing te verlenen.
Gelukkig sprong meneer Lippens bij, een gepensioneerde leraar en klant van ons. Hij stelde zich beschikbaar de broodwijk met mij te rijden, maar hij wilde geen klanten bedienen. En doordat hij niet in een voor hem vreemde auto wilde rijden, reden wij de broodwijk met zijn auto: een Renault 4 tl. Voor het gemak had meneer Lippens thuis de achterbank er uit geschroefd om de bagageruimte te vergroten zodat al het brood voor de broodwijk er in mee kon. Wat meneer Lippens niet verwacht had, was dat de achterklep gedurende het grootste deel van de broodwijk open bleef staan. En dat valt niet mee in januari in een Renault, die ook nog eens lang niet zo’n goede kachel heeft als een Opel. De tweede dag had meneer Lippens dus een dikke winterjas aangetrokken, een fijne wollen sjaal om gedaan en handschoenen aangetrokken. Het zou mij niets verbazen dat ook geitenwollen sokken en een lange onderbroek tot zijn kledingstukken behoorden, maar onze verstandhouding stond niet op een dusdanig niveau dat ik dat durfde vragen.
De Renault 4 was in 1961 het antwoord van de Renault-fabrieken op de mateloos populaire Citroen 2CV, welke al vanaf 1948 op de markt was. Renault had goed gekeken naar de 2CV en veel elementen daarvan in haar ontwerp verwerkt: de versnellingspook uit het dashboard, soepele vering, veel bodemspeling, vier deuren en, heel handig, een achterklep. Iets wat de 2CV ontbeerde.
Met wat passen en meten kregen wij al het benodigde voor de broodwijk achter in de Renault en konden wij op pad. Ik langs de deuren en meneer Lippens achter het stuur. Om de tijd te doden had hij een boek meegenomen: “Kees, de jongen”. Een boek uit zijn jeugd, zei hij, ik kende het niet, maar meneer Lippens liep er mee weg. Volgens hem was het een hoogtepunt in de Nederlandse literatuur. Ik las in die tijd meer de rauwe werkelijkheid uit de verhalen van Ben Borgart, met veel sex en drugs, dus een jongen die zich verplaatste met de zogenaamde zwembadpas boeide mij niet echt. Als je een broodwijk loopt is het ook niet zo handig om al te gekke stappen te zetten. Het is al moeilijk genoeg ongeschonden te blijven: menig keffertje heeft in mijn broekspijpen gehangen na het openen van de voordeur. Daardoor heb ik nooit echt veel liefde op kunnen brengen voor honden. Maar ja, hun baasjes moeten ook eten, dus je loopt toch iedere dag weer naar die deur, belt aan, hoort de hond aan slaan en zet je schrap als de deur wordt geopend. Maar toch: altijd vriendelijk blijven.
Na twee weken op deze manier de touwtjes aan elkaar geknoopt te hebben was mijn vader voldoende hersteld om de broodwijk weer te lopen met de door de Opel-dealer tijdelijk beschikbaar gestelde auto. Meneer Lippens werd hartelijk bedankt voor zijn diensten, door ons geholpen met het terug plaatsen van de achterbank in zijn Renault 4 tl en mij restte de terugkeer naar de militaire dienstplicht op de Bernardkazerne te Amersfoort.